Marja Roscam Abbing
Abbing & Van Cleeff
Achter de namen Abbing & Van Cleeff gaat het schrijversduo Marja Roscam Abbing (Schiedam, 24 maart 1946) en Marjet van Cleeff (Arnhem, 10 juli 1955) schuil. Ze ontmoetten elkaar op de school van hun kinderen in Den Haag. Ze waren daar bibliotheekmoeders en raakten al snel aan de praat over boeken.
Marja Roscam Abbing werkte na haar middelbare school lange tijd als journaliste. Ze had een tijd een column in NRC Handelsblad , waarvan een deel gebundeld is in Het babymuseum (1992).
Marjet van Cleeff studeerde Nederlands en deed redactiewerk bij verschillende uitgeverijen. Ze droomde er toen al van om zelf een boek te schrijven.
Bedenken
Het was Marjet van Cleeff die voorstelde om een boek te schrijven, dat uiteindelijk Struisvogelkoorts zou heten. Eerst bepaalden ze wat voor genre ze zouden proberen. Ze hielden allebei niet van probleemboeken of boeken met een actueel thema, maar wel van goede detectives. Bovendien waren ze van mening dat er te weinig goedgeschreven detectives voor kinderen verkrijgbaar waren. Ze zouden dus thrillers gaan schrijven.
Voordat ze aan hun boeken begonnen, dachten Abbing & Van Cleeff de omgevingen en de karakters van hun boeken helemaal uit. Ze deden dat heel uitgebreid en lang niet alles wat ze bedachten is terug te vinden in de boeken.
Werk
Het resultaat van al het voorbereidende werk is een heel spannend boek. Het verteltempo ligt hoog en de dialogen zijn vlot. Abbing & Van Cleeff schreven om de beurt een stuk en gingen dan elkaars werk aanpassen. Bij hun tweede en derde boek konden ze daardoor achteraf nauwelijks achterhalen welke passages nou precies door wie geschreven waren. Ze overlegden vaak lang over alinea's, zinnen en woorden, wat zeer mooi geschreven boeken heeft opgeleverd.
Struisvogelkoorts (Leopold 1996) en Wespeneiland (Leopold 1999) zijn niet meer in de boekwinkel, maar wel in de bibliotheek te vinden. De zwarte rugzak (Leopold 1997) werd in 1998 bekroond met de Zilveren Griffel.
Achter de namen Abbing & Van Cleeff gaat het schrijversduo Marja Roscam Abbing (Schiedam, 24 maart 1946) en Marjet van Cleeff (Arnhem, 10 juli 1955) schuil. Ze ontmoetten elkaar op de school van hun kinderen in Den Haag. Ze waren daar bibliotheekmoeders en raakten al snel aan de praat over boeken.
Marja Roscam Abbing werkte na haar middelbare school lange tijd als journaliste. Ze had een tijd een column in NRC Handelsblad , waarvan een deel gebundeld is in Het babymuseum (1992).
Marjet van Cleeff studeerde Nederlands en deed redactiewerk bij verschillende uitgeverijen. Ze droomde er toen al van om zelf een boek te schrijven.
Bedenken
Het was Marjet van Cleeff die voorstelde om een boek te schrijven, dat uiteindelijk Struisvogelkoorts zou heten. Eerst bepaalden ze wat voor genre ze zouden proberen. Ze hielden allebei niet van probleemboeken of boeken met een actueel thema, maar wel van goede detectives. Bovendien waren ze van mening dat er te weinig goedgeschreven detectives voor kinderen verkrijgbaar waren. Ze zouden dus thrillers gaan schrijven.
Voordat ze aan hun boeken begonnen, dachten Abbing & Van Cleeff de omgevingen en de karakters van hun boeken helemaal uit. Ze deden dat heel uitgebreid en lang niet alles wat ze bedachten is terug te vinden in de boeken.
Werk
Het resultaat van al het voorbereidende werk is een heel spannend boek. Het verteltempo ligt hoog en de dialogen zijn vlot. Abbing & Van Cleeff schreven om de beurt een stuk en gingen dan elkaars werk aanpassen. Bij hun tweede en derde boek konden ze daardoor achteraf nauwelijks achterhalen welke passages nou precies door wie geschreven waren. Ze overlegden vaak lang over alinea's, zinnen en woorden, wat zeer mooi geschreven boeken heeft opgeleverd.
Struisvogelkoorts (Leopold 1996) en Wespeneiland (Leopold 1999) zijn niet meer in de boekwinkel, maar wel in de bibliotheek te vinden. De zwarte rugzak (Leopold 1997) werd in 1998 bekroond met de Zilveren Griffel.